Abraham

Als ik weer de patiënten in het opvangcentrum opzoek, komt er juist een nieuwe patiënt binnen. We zitten net een spelletje te spelen op het bed dat voor hem bestemd is. Terwijl we het spel verhuizen naar een ander bed, vertelt de vertaler dat onze nieuwe gast uit Sierra Leone komt! Dat betekent dat de man engels spreekt. Bovendien ben ik in Sierra Leone geweest, dus dat geeft gespreksstof! Hij woont vlak bij de Universiteit, dus kan niet superarm zijn, maar ook niet heel rijk. Hij is met zijn zus nog de enige van 5 kinderen die in leven is. Zij woont in Amerika, en heeft zijn ticket naar Benin betaald. Abraham heeft een rare, bobbelige tumor in zijn nek, is ook erg mager. Hij is moe, maar opgewekt. Begin volgende week zal hij geopereerd worden, en na een paar weken kan hij dan terug naar huis! Ik ben blij met hem, gaaf dat we hem kunnen helpen, ook al woont hij dan helemaal in Sierra Leone.

 

Een paar dagen later kom ik weer in het centrum, en zie tot mijn verbazing Abraham nog steeds in zijn bed liggen! Hij steekt zijn hand op, maar hij ziet er zo moe uit! Hij vertelt dat hij net terug is van het schip, waar ze wat testen hebben gedaan. Nu wilde hij graag wat eten, maar blijkbaar is hij vertrokken toen het eten aan boord nog niet klaar was. En in het centrum is de maaltijd net voorbij. Hij moet pijnstillers hebben, maar kan die niet slikken zonder iets gegeten te hebben. Ik heb altijd een tas bij me, met daarin altijd weer wat anders. Meestal weet ik zelf niet eens meer wat ik erin gestopt heb J,  maar ’t is altijd iets wat de mensen bezig kan houden. De tas staat ondertussen bekend als ‘the miracle bag’ (de wondertas). Maar eten heb ik eigenlijk nooit in mijn ‘miracle bag’. Maar dit keer blijk ik zonder nadenken ook de appel die tussen de knutselspullen lag in de tas te hebben gestopt! Abraham heeft iets te eten, en kan zijn pijnstillers nemen. Toeval? Of was er Iemand die wist dat vandaag die appel mee moest?!

 

Weer een dag later: Abraham ziet er nog slechter uit dan de vorige keer. Hij is zo teleurgesteld… Ik pak een stoel en ga even bij hem zitten. De kinderen kijken al wat teleurgesteld, want zij azen op wat vertier natuurlijk. Maar Abraham is nu belangrijker. Hij heeft die morgen de uitslag van het onderzoek gekregen. We kunnen niks meer doen. ’t Is kanker…

Dat is een klap! Daar lig je dan, zonder familie of vrienden, alle andere patiënten spreken frans, alleen vertalers die met je kunnen praten. Hij moet het nieuws aan zijn zus in Amerika vertellen, maar hij ziet het niet zitten. Ze zal ook zo teleurgesteld zijn. En zijn kinderen ook.

‘k Zit alleen maar te luisteren, mee lijdend. En weer merk ik hoe deze patiënten mijn hart raken, ook al ken ik ze nog maar kort.

Sinds die dag vliegt Abrahams gezondheid achteruit. Zo mager heb ik nog niet veel mensen gezien. En elke dag blijkt hij toch nog magerder te kunnen worden.

De ziekte vreet hem gewoon op. Er wordt geprobeerd zijn ticket te verzetten, maar dat lukt in eerste instantie niet. Na een week kan hij zijn bed niet meer alleen uit. Zijn heupgewrichten doen enorm veel pijn! Ik ben bang dat hij straks nog zal sterven hier in het centrum, zonder vrienden, met allemaal anderstalige mensen om hem heen. Om hem heen de levendigheid van patiënten die steeds sterker worden, hijzelf een man die elke dag zwakker wordt.

Tijdens mijn bezoekjes is het vooral hij die praat, ik luister.

Zijn 3 kinderen (tussen de 9 en 16) willen zo graag dat hij snel thuis komt. Zijn vrouw is gestorven. Wie gaat er voor de kinderen zorgen? ‘Ik kan me voorstellen dat je veel gedacht hebt deze dagen.’ En dan krijg ik een kleine blik in de ‘verzekering’ van West-Afrika:

“Ellen, ik heb zoveel gedacht over hoe het verder moet. Ik heb een stukje land, wat mijn zoon krijgt. Het andere deel krijgt mijn broer zolang hij voor de kinderen zorgt. Ik heb ook voor hem gezorgd in het verleden, dus dat doet hij wel… Na een korte stilte vervolgt hij: Maar ik weet dat God voor ze zorgt. Hij gaf me dit leven, ik was niet eens de jongste in ons gezin, maar toch ben ik alleen met mijn zus als laatste overgebleven. Ik heb de oorlog overleefd, kinderen gekregen. God gaf me werk, zodat ik altijd genoeg geld had om ze te voeden en naar school te sturen. Wat kan ik anders doen, dan God danken? Hij gaf me leven, Hij zal het nemen op Zijn tijd. Hij is de Voorziener (provider), niet alleen zolang ik leef. Hij zal ook voor mijn kinderen zorgen, als ik er niet meer ben. Wie Hij was in het verleden, is Hij ook in de toekomst.

Ik zit met tranen in mijn ogen te luisteren. ‘Ja, Abraham, je hebt gelijk. God is een Vader voor de wezen.’ 2 dagen later zit Abraham weer stralend in de ziekenzaal. “Ellen, ik ga naar huis vandaag, de ticket is verzet. Ik heb mijn kinderen gebeld, en ze zijn zo blij dat ik kom.”

Ik ben blij voor hem, maar in gedachten zie ik hem liggen in een huisje, met 3 jonge kinderen om hem heen. Hoe lang zal hij nog hebben? Ik geef hem geen maand meer.

’t Is een emotioneel afscheid. ‘Toevallig’ heb ik een foto bij me, waar hij enorm blij mee is!

Vertel je kinderen maar dat er hier iemand is die voor ze zal bidden. Dankjewel Abraham, je hebt me zoveel geleerd deze weken. En je bent een bijzondere man. Zijn hand lijkt te breken als ik hem vasthoudt. Dan steekt hij zijn hand in een vuist op. Ik hou zo van die manier van afscheid nemen: je duwt elkaars vuisten tegen elkaar, om hem vervolgens tegen je hart te drukken. Ik vertaal het als een: ik neem je mee in mijn hart.

Abraham is in april vertrokken. Waarschijnlijk leeft hij al niet meer. Wil je vandaag bidden voor zijn kinderen?